BUURTHISTORIE
Geen plein in Amsterdam heeft zoveel veranderingen ondergaan als de Dam. Waar nu het Nationaal Monument staat, bevindt zich eeuwen geleden een lange smalle huizenrij die daarna verbouwd wordt tot dienstwoning van de stadscommandant.
Dit Commandantshuis op de Middeldam, gezien vanaf het dak van het Paleis, is hier afgebeeld op een litho uit circa 1850.
Aan de westzijde van de vismarkt wordt In 1599 een nieuwe afsluiting gemaakt op de Middeldam. Voor de bouwvallige huizen komt dan een lang, smal gebouw in de plaats, dat het gezicht op de vismarkt ontneemt. Zijn voorgevel wijst in de richting het stadhuis.
Het gebouw doet dienst als winkelgalerij. Hierin huizen enkele tapperijen, die aan de buitenkant als afdak zijn overdekt met zeilen – vandaar de bijnaam Huis onder ’t zeil.In 1626 vestigt zich er Zacharias Jansen, afkomstig uit Middelburg, als lenzenslijper en brillenmaker. Deze zeer bekwame vakman vindt ook de verrekijker uit, maar gaat al snel failliet en keert terug naar Zeeland. In 1630 vestigt zich er Abraham van Wees, die de werken van Vondel uitgeeft.
Na veel discussie en heen weer gepraat wordt in 1775 besloten om het inmiddels bouwvallig geworden bouwwerk te verbouwen. Stadsarchitect J.E. de Witte ontwerpt in neoclassicistische stijl een extra verdieping, plaatst de voorgevel vijf meter naar voren en schept binnenin meer ruimte. Vanaf dan mag niemand meer zeilen aan het gebouw bevestigen, maar de bijnaam Huis onder ’t zeil blijft desondanks tot 1807 in zwang.
In dat jaar wordt het complex gevorderd door Lodewijk Napoleon, krijgt het zijn bestemming als dienstwoning van de stadscommandant en gaat het Commandantshuis heten. Ook na de Franse tijd blijft het nog tot 1869 als zodanig in gebruik.
Gemeentelijke en rijksinstellingen, waaronder de Dienst van de Staatsspoorwegen, hebben hier kantoor gehouden. Op oude foto`s is op het dak nog een stellage te zien, in 1881 aangebracht door de Nederlandse Bell Telephoon Maatschappij. Het hoofdkantoor zit dan in de Warmoesstraat, de telefoonpost huist op de zolder van de Groote Club op de Dam en er zijn maar liefst 49 abonnees.
Aan de achterkant van het Commandantshuis is het een rommeltje: er staat een poppenkast, de schoenpoetser verkoopt daar als Ome Nogat ook allerlei zoetwaren en veel bekenden treffen elkaar bij het openbare, stinkende toilet De Gezelligheid.
Na het trekken van nieuwe rooilijnen wordt het gebouw onteigend en afgebroken. Vervolgens ontstaat er over de bestemming opnieuw discussie. De uitgeschreven prijsvraag levert zelfs een winnaar op, maar diens ontwerp wordt nooit uitgevoerd.
Bouwwerkzaamheden voor het Centraal Damhotel worden hierna vanwege financiële problemen voortijdig stopgezet. Er resteert een lelijk, stinkend, vies omheind terrein met veel ongedierte. Maar in 1925 wordt door het Damplantsoen het aanzien aanzienlijk verbeterd. In 1947 verrijst hier een tijdelijk Nationaal Gedenkteken voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, in 1956 gevolgd door het huidige Nationaal Monument.
TEKST: WIM DE JONG VAN POELGEEST