BUURTHISTORIE – Beurtvaart
Pas na de Napoleontische tijd werd er begonnen met de aanleg van goed geplaveide wegen die het mogelijk maakten beter en sneller mensen en goederen te transporteren. Tot die tijd gebeurde dit meestal over het water. De talloze meren, rivieren, kanalen, vaarten, grachten en de Zuiderzee waren hier voor beschikbaar. Vanuit de oude binnenstad van Amsterdam vertrokken schepen in alle windrichtingen door de Nederlanden.
In de zestiende eeuw ontstond er behoefte aan vaste vertrektijden voor het laten afvaren van de schepen. Vaste aankomst- en vertrektijden waren nodig om iedereen op zijn ‘beurt’ te laten vertrekken en zo ontstond de Beurtvaart.
De vaste dienstregeling bood kooplieden de mogelijkheid hun goederen op tijd aan te leveren. Ook voor de passagiers die meegingen schiep dat duidelijkheid.
Er werden jaarlijks almanakken uitgegeven met de vertrekplaatsen, tijden en bestemmingen.
De ‘Amsterdamsche Almanak tot nut en vermaak’ vermeldt, buiten allerlei andere wetenswaardigheden, de vertrekplaatsen van de schepen met kosten van vervoer en tolgelden, evenals die van de diligences en postwagens en de vrachtprijzen. Voor reizigers naar Antwerpen, bijvoorbeeld, vertrok de Diligence in 1823 om 9 uur `s morgens vanaf het Rusland.
In het oude stadscentrum was een en al bedrijvigheid op het water, met schepen die alle uithoeken van Nederland, maar ook de omliggende landen, konden bereiken. Op veel plaatsen lagen steigers, die vaak de naam droegen van de bestemmingen waarnaartoe de schepen mens en vracht vervoerden, zoals de Geldersekade waar de schepen richting Gelderland vertrokken, maar ook naar Keulen en Londen en werd dan ook wel Engelse Kay genoemd.
Van het `s-Gravelandseveer ging het naar naar `s-Graveland. Makkum in Friesland kon je bereiken vanaf Schreierstoren. Vanaf het Damrak en Rokin naar vertrok men naar Leeuwarden, Lemmer, Rotterdam, Purmerend, Diemen, Ouderkerk en Schiedam. Beurtvaarders vertrokken van overal binnen de grachtengordel.
Tot 1863 werden de stadstoegangen ’s nachts gesloten en kon men de stad niet meer in of uit. Bij het sluiten en openen van de ‘bomen’ die de stad afsloten van het IJ werd de ‘boomklok’, een van de vier luidklokken van de Oude Kerk, geluid.
Al enige tijd voor 1863 was de stadsommuring geslecht en daarmee werd ook het sluiten van de stadspoorten en het sluiten van de palengordel in het IJ overbodig en in 1880 werd het personenvervoer door beurtveren afgeschaft.
TEKST: WIM DE JONG VAN POELGEEST